Na de plotselinge dood van zijn vrouw Anna staat Eduard Zuiderwijk, kok en restaurant-houder in Oost-Afrika, alleen voor de opvoeding van zijn 10-jarige zoon Thomas. Thomas is beste vrienden met Abu, zoon van Mafillu, een van de zwarte personeelsleden van het restaurant.
Tijdens een nachtelijke overval in het dorp van Abu wordt hij samen met een tiental andere kinderen door rebellen ontvoerd. Thomas is ontroostbaar. Hij bestookt zijn vader met lastige vragen. Waar is Abu? Waarom gaan we hem niet zoeken?
Eduard besluit een poging te wagen om uit te zoeken wat er met Abu en de kinderen is gebeurd. Hij vertrekt naar een vluchtelingenkamp om daar meer informatie te verkrijgen. Daar ontmoet hij de 30-jarige Valerie, een hulpverleenster in het kamp, die hem op het spoor brengt van de rebellen. In de tussentijd wordt Abu met harde hand opgeleid tot kindsoldaat in het rebellenkamp van Michael Obeke.
Na een gevaarlijke zoektocht door de jungle van het Afrikaanse land weet Eduard het kamp van Obeke te bereiken om daar tot zijn verbijstering te constateren dat Abu in niets meer lijkt op het jongetje dat ooit vriendjes was met Thomas…