Zozo groeit op tijdens de burgeroorlog in Libanon. Op de dag dat hij met zijn ouders naar Zweden zou emigreren, wordt hun huis verwoest door een bom. Zijn ouders, broer en zus is hij in één klap kwijt. Als 12-jarige staat Zozo er plotseling alleen voor. Zozo besluit alsnog naar zijn grootouders in Zweden te vertrekken: op weg naar een ver en onbekend ‘paradijs’. Daar mag dan geen oorlog zijn, Zozo’s problemen zijn nog niet voorbij. Hij spreekt de taal nauwelijks, en het lukt niet goed om er op school bij te horen. Hij vindt echter steun bij een pratend kuiken en vlucht weg in zijn eigen fantasie.