In de zomer van 1995 nam Jørgen Kold, Deense officier en bevelhebber van een VN-kamp in Dvor (Kroatië), een beslissing die zijn leven voorgoed zou veranderen. Op een steenworp afstand van het kamp zagen zijn soldaten hoe negen gehandicapte mensen in koelen bloede werden geëxecuteerd. Kold besloot niet in te grijpen.
Het Deense bataljon in Dvor had aanvankelijk het mandaat om het staakt-het-vuren tussen de Serviërs en de Kroaten te handhaven. De soldaten mochten alleen hun wapens gebruiken in geval van zelfverdediging. In de zomer van 1995 eindigde de wapenstilstand en in de daaropvolgende ‘Operation Storm’ waren zo’n 250.000 Serviërs genoodzaakt te vluchten. Met het eind van het staakt-het-vuren hadden de VN-soldaten geen mandaat meer; ze kregen van bovenaf de orders binnen de grenzen van hun kamp te blijven en zich verder niet met de oorlog te bemoeien.
Toen in de zomer van 1995 de soldaten van het kamp op een paar meter afstand zagen hoe negen onschuldige, gehandicapte mensen werden afgeslacht, wilden ze ingrijpen. Bevelhebber Kold verbood dat echter: ze hadden niet de juiste orders van bovenaf...
Twintig jaar later keert de officier terug naar de plek des onheils om het morele dilemma dat hem sindsdien plaagt onder de loep te nemen. Hij gaat in gesprek met voormalig commandanten van beide kampen en luistert naar de ontroerende verhalen van nabestaanden. Had hij het bevel in de wind moeten slaan om het bloedbad te stoppen? Of was hij ook zelf slachtoffer van disfunctioneel VN-beleid?