De elfjarige Tygo uit Brabant houdt vlak na zijn verhuizing naar Amsterdam een spreekbeurt over carnaval.
Wat begint als een algemene uitleg over het feest, loopt uit op een persoonlijk verhaal dat steeds schrijnender wordt. Want hoewel zijn vader altijd zegt dat met carnaval alles mag en Tygo ervan droomt om bij de majorettes te gaan, toont zijn vader hem tegelijkertijd dat je zelfs met carnaval te ver kunt gaan.