Bruxelles–Kigali

Als in België woonachtige Rwandezen voor de rechter getuigen tegen Ephrem Nkezabera, de ‘bankier van de genocide’, worden ze bedreigd door oud-landgenoten. Ondanks de pijnlijke herinneringen en angst voor represailles is het afleggen van een getuigenis cruciaal voor de geestelijke verwerking van de overlevenden.

In de rechtbank in Brussel bereiden advocaten, getuigen en overlevenden van de Rwandese genocide zich voor op de rechtszaak tegen de afwezige Ephrem Nkezabera. Hij was bankier en leider van de extremistische Hutu-milities die in 1994 een massaslachting aanrichtten onder de Tutsi’s en gematigde Hutu’s. Zowel in Kigali, de hoofdstad van Rwanda, als in Brussel komen overlevenden van de massaslachtingen dikwijls oog in oog te staan met de vermeende moordenaars van hun familie en vrienden. Rwandezen die willen getuigen in de rechtszaak worden vaak door hun landgenoten bedreigd en zijn daardoor bang om openlijk te spreken over wat hun is aangedaan. Vanwege zijn fysieke gesteldheid kan Ephrem Nkezabera niet bij de rechtszaak aanwezig zijn. Voor de geestelijke verwerking van het persoonlijk drama is het voor de slachtoffers van groot belang om een getuigenis af te leggen. Hoewel sommigen van hen zich afvragen wat het voor nut heeft om de rechtszaak te houden in afwezigheid van degenen die verantwoordelijk worden gehouden voor deze ellendige geschiedenis.