In een uitgestorven Fukushima, waar in 2011 een kernramp plaatsvond, leidt een Japanse boer een eenzaam bestaan midden in de besmette 'rode' zone. Prachtig gestileerde ode aan een koppige eenling die zich een weg baant door een post-apocalyptisch landschap.
Op 11 mei 2011 veroorzaakten een aardbeving en daaropvolgende tsunami aan de Japanse kust een grote kernramp in de stad Fukushima. In de dagen daarna werd vrijwel de gehele lokale bevolking in een straal van zo’n 30 kilometer rond de kerncentrale geëvacueerd. Het zal nog tientallen jaren duren voordat het gebied weer bewoonbaar is. De stad bleef nagenoeg leeg achter.
De Japanse boer Naoto is een van de weinigen die weigerden te vertrekken. Terwijl mannen in beschermende pakken het kernafval opruimen, huizen slopen en besmette grond afvoeren, vermaakt Naoto zich met zijn struisvogel, de trouwe gezel die met hem achterbleef. Hij speelt een potje golf en overweegt om bij de opruimingsdienst aan de slag te gaan. Het desolate gebied waar Naoto nu ronddoolt zou niet misstaan in een sciencefictionfilm over het einde der tijden. Helaas is de post-apocalyptische mise-en-scène maar al te werkelijk. Dat maakt deze documentaire, geschoten op 16 mm-film en wonderschoon gestileerd, des te griezeliger. Tragikomisch is het ook: zo zien we Naoto in een volledig uitgestorven stad braaf wachten voor een rood stoplicht, en lijkt hij in zijn eentje een melancholisch liedje te zingen in een karaokebar.
Tekst: Annika Wubbolt